De Doop: discipelschap

In het artikel “Paulus en de doop” kwam al naar voren dat dopen betekent dat men ‘een discipel’ of ‘leerling’ wordt van degene die doopte. Dit is een gegeven dat we tevens kunnen afleiden uit het Nieuwe Testament.

Discipelen
In Handelingen 19:1 lezen we over ‘ongeveer 12 mannen’ die ‘discipelen’ werden genoemd. Zij waren gedoopt door Johannes en leerlingen van Johannes geweest. Het woord discipel is de vertaling van ‘leerling’. In Matteüs 9:14 en 11:2 lezen we over ondermeer dergelijke discipelen van Johannes. Ook lezen we over de discipelen van de Farizeeën (Markus 2:18). Ook de Here Jezus maakte -en dat weten we uiteraard- discipelen, we lezen hierover:

“dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes – ofschoon Jezus niet zelf doopte, maar zijn discipelen” (Joh. 4:1,2)

We denken bij de discipelen van de Here vaak aan de twaalf disicpelen. Maar er waren er dus véél meer! Dat zien we ook in Handelingen, waar we lezen dat er ca. 120 bijeen waren (Hand. 1:15). We zien dus de kring van de 12 discipelen maar daaromhéén een nog veel grotere kring van leerlingen en als ‘buitenste kring’ worden ‘de scharen’ (de massa die op de predikingen afkwam) genoemd.

Petrus en de andere discipelen waren dus gewoon te dopen, “namens” of,.. “in de naam van” de Here Jezus. Deze leerlingen werden gedoopt tot discipel of, met andere woorden, tot leerling van Jezus.

Wanneer we terugdenken aan de weergave van Matteüs 28:19 zoals we die kennen van Eusebius:

Gaat dan henen, dicipelt alle volken in mijn naam en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.

Is dat een opdracht welke de discipelen perféct begrepen en uitgevoerd hebben; toen de massa’s tot geloof kwamen in de Here doopten zij hen “in de naam van Jezus” om hen tot léérlingen, tot discipelen, van de Here Jezus te maken en onderwezen hen wat de Here Jezus onderwezen, bevolen, had.

In het éérste artikel, over de vraag van de doopformule, kwam naar voren dat we dienen te dopen “in (of: tot) de naam van Jezus”. Door deze doop worden we dus “discipelen” van de Here Jezus. De persoon die ons doopt, de kerk waar we gedoopt worden, enz. -zo is ondermeer uit Paulus’ woorden duidelijk geworden-, doet er niet meer toe in deze bedeling. We zijn gedoopt tót discipelschap -en daarom in de naamvan Christus Jezus. We behoren vanaf dat moment Hem toe; we zijn één geworden met Hem.

Rom. 6:3,4:
Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen

Door de doop in Zijn Naam zijn we gaan behoren tot dat éne Lichaam van Christus. Zijn we zijn disicpelen geworden door samen met Hem in het graf te gaan en op te staan in een nieuw leven!

Waarom geen discipelen meer?
Er is een klein ‘probleem’ dat nog moet worden besproken. De term ‘discipelen’ komen we na de handelingen niet meer tegen. Veel mensen menen uit dit soort zaken te moeten kunnen afleiden dat daarom ‘discipelschap’ en dergelijke termen zijn die horen bij het Joodse Christendom. Dat is onjuist. De term ‘discipel’ is namelijk een term die niet meer voorkomt omdat de gelovige discipelen niet meer zo genoemd werden:

Hand. 11:26
En het gebeurde, dat zij een heel jaar in de gemeente samenvergaderden en een grote schare leerden en dat de discipelen te Antiochië het eerst christenen genoemd werden

Er heeft dus een ‘naamswijziging’ plaatsgevonden! We worden geen ‘discipelen’ meer genoemd, maar ‘christenen’. Het principe blijft echter hetzelfde: volgelingen, of leerlingen, van Christus Jezus!

Samenvattend

  1. Het geloof leidt tot de doop, de doop tot discipelschap. Het is het einddoel van de Evangelieverkondiging: het maken van discipelen.
  2. De doop is de identificatie met Christus Jezus in Zijn dood, begrafenis en opstanding.
Print Friendly, PDF & Email