God is een maatschappelijke realiteit

In een artikel op De Correspondent las ik een tijd geleden de volgende opmerkelijke uitspraak over de vraag of God bestaat. De vraag werd beantwoord door een jurist, uit India:

De vraag of god wel of niet bestaat, doet er volgens Padmanabham niet toe. ‘Miljoenen Indiërs geloven dat hij bestaat en dus is hij een maatschappelijke realiteit,’ aldus de 43-jarige jurist.

In India kent men vele goden. Een ‘god’ is daar ook iets anders dan wat wij in het westen er onder verstaan. Toch vind ik de uitspraak “God is een maatschappelijke realiteit” een hele rake “typering” van wat God doet in ons leven. En de levens van veel andere mensen.

De geboorte van Jezus

We zijn nu, op het moment dat ik dit schrijf, bijna bij kerst gearriveerd. Het is het moment dat de geboorte van Jezus door heel veel mensen wordt gevierd. Of ze nu willen of niet. Want kerstfeest is het feest van de geboorte van die man die de geschiedenis veranderde.

Regelmatig heb ik van onder meer bekende Nederlanders, maar ook van nog veel meer onbekende Nederlanders, de uitspraak gehoord dat Jezus niet meer dan “een mythe” was. Hij had niet echt bestaan. Maar de feiten zijn niet tegen te spreken. Geschiedenisschrijvers die niets met het Christendom van doen hadden hebben over Hem geschreven. De Bijbel, die toch veel geschiedenis bevat en ook op vele honderden zo niet duizenden punten verifieerbaar juist is, spreekt over Hem.

Op een atheïstisch blog las ik het volgende over de historiciteit van Jezus:

Uit alle documenten over Jezus blijkt dat hun auteurs deze schreven ver na het leven van deze veronderstelde Jezus, op gezag van onbekende auteurs, mensen die Jezus ook nooit ontmoet hadden, of van frauduleuze, mythische of allegorische geschriften.

Dat is echter pertinent onwaar. Zo schreven onder andere de geschiedschrijver Publius Cornelius Tacitus (“Annales”), Thallus (Samaritaanse historicus, rond 54), en ook de Talmoed over Jezus. Zie hier voor uitgebreide informatie. Als zijn leven genoemd wordt, alsmede zijn sterven en -in een aantal gevallen- zijn opstanding, staat ook zijn geboorte vast immers: een mens kan niet hebben geleefd en sterven zonder ooit geboren te zijn. Ik kom hier verderop nog op terug.

Los van dit alles is de Bijbel mijns inziens in dit geval ook een “genoegzame” bron. Kijk bijvoorbeeld naar hoe Lucas zijn verslag begint. Hij vertelt dat hij de feiten gecontroleerd heeft, nagevraagd heeft bij ooggetuigen. Ook al zou dat verslag dertig of veertig jaar later geschreven zijn (wat niet het geval is), toch zijn er nog heel mensen in leven die Jezus hebben gekend. Hij stelt dan ook: “vraag rustig na bij hen wat ik over Jezus schrijf“.

Zoals Paulus schreef waren er, op het moment dat hij zijn brief aan de Korinthiërs schreef, nog heel veel mensen in leven die allemaal “met de hand op het hart” konden getuigen van het leven van Jezus: zijn geboorte, werk en dood.

 “Want voor alle dingen heb ik u overgegeven, het geen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften, en Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de Schriften, en Hij is verschenen aan
(1) Kefas (=Petrus),
(2) daarna aan de twaalven.
(3) Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan 500 broeders tegelijk, van wie het merendeel thans nog in leven is, doch sommigen zijn ontslapen.
(4) Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus,
(5) daarna aan al de apostelen;
(6) maar het allerlaatst is Hij ook aan mij verschenen, als aan een ontijdig geborene.”
(1 Korintiërs 15:3-8, NBG1951)

Theoloog Geurt Henk van Kooten: „Wat zijn [Paulus] verhaal zo geloofwaardig maakt, is dat hij voor de dood en opstanding van Jezus nog geen discipel was.” (bron).

Het Atheïstische standpunt

Zoals gezegd zou ik nog terugkomen op het atheïstische standpunt. Zij verwerpen namelijk de historische bronnen, de geschiedschrijvers, en Jezus zelf onder andere met de volgende argumenten:

  1. Jezus heeft zelf geen geschriften nagelaten;
  2. de ‘getuigen’ waren volgelingen van Hem;
  3. de geschiedschrijvers leefden “veel later” en zijn daarom niet betrouwbaar.

Ik ga hier graag op in.

ad. 1 – Jezus heeft geen geschriften nagelaten

  • Van andere bekende personen is ook geen geschrift bekend of origineel geschrift nagelaten. Voorbeeld: Mohammed. De Koran werd pas zo’n honderd jaar na zijn dood verzameld/op schrift gesteld. Maar originele geschriften waren van hem niet beschikbaar. Toch twijfelen we niet aan zijn bestaan. Mohammed was, zo staat zelfs op www.dekoran.nl  analfabeet: “ten eerste was de Profeet Mohammed (vrede zij met hem) ongeletterd”.
  • Jezus’ bediening was niet die van een “schrijver” of “profeet” in die zin dat Hij zaken vastlegde zoals eerdere profeten deden. Dat was ook niet nodig, Hij beriep zich op de reeds geschreven werken (het “Oude Testament”). Hij voegde er niets aan toe, zo zei Hij, maar kwam om die Wet en Profeten te vervullen.

Het nalaten van geschriften is dus niet noodzakelijk.

ad. 2 – de getuigen waren volgelingen van Jezus

Ook dit is dus niet waar, integendeel. Eén van de meest belangrijke getuigen van Jezus, de apostel Paulus, was een fervent tegenstander van de Messiaanse gelovigen en vervolgde hen “tot de dood”. Pas later ontdekte hij de waarheid. Let wel: dat had voor Paulus geen énkele toegevoegde waarde. Hij raakte er zijn status en goede leven mee kwijt. Maar de Waarheid ging hem boven alles en het kostte hem uiteindelijk na een zwaar leven vol vervolgingen, mishandelingen en gevangenschappen, zijn leven.

Daarnaast hebben we dus historische verslaglegging, wat ons bij punt 3 brengt.

ad. 3 – geschiedschrijvers leefden “veel later” en zijn daarom niet betrouwbaar

Ook dit is niet juist. Verschillende geschiedschrijvers leefden tijdens, kort op of vlak na de dood van Jezus. Zij konden dus dezelfde getuigen raadplegen die, bijvoorbeeld, Lucas had geraadpleegd. Daarnaast is de Bijbel uiterst accuraat met het vermelden van diverse Romeinse heersers uit die tijd.

Er wordt geclaimd in dit verband dat er inmiddels “mythevorming” had plaatsgevonden en deze “mythes” als geschiedenis zijn opgeschreven. Zoals aangevoerd schreef één van de geschiedschrijvers al in 54 over Jezus. Dat was ca. 20 jaar na zijn dood. Maar ook als je 50 jaar verder bent is en kan het niet zo zijn dat mythevorming al zulke groteske vormen zou hebben aangenomen – immers, er waren toen over het hele Romeinse Rijk al massa’s christenen.

Stel: de Apostelen en andere getuigen zouden hebben gelogen over Jezus. Zouden ze dan niet allemaal massaal zijn opgepakt door de Joodse leiders en omgebracht? Maar nu komt er iets bijzonders: ook van de Joodse leiders waren er al heel veel die tijdens het leven van Jezus in het geheim hem volgden. Later, na zijn opstanding, deden ze dat openlijk. Dat is ook de reden dat we zoveel details weten over bijvoorbeeld de beraadslagingen van het Sanhedrin rondom de kruisiging..

Juridisch bewijs voor het bestaan van God?

Wie met bovenstaande bewijsvoering naar een rechtbank zou gaan, zou meteen gelijk krijgen. Jezus heeft, historisch gezien, bestaan en geleefd. Daarom ook kom je dit feit in zoveel geschiedenisboeken en encyclopedieën tegen. Daarnaast is er nog een belangrijk getuigenis voor het bestaan van God. De Joden.

Het verhaal gaat dat ooit eens Frederik de Grote van Pruisen, een aanhanger van de ideeën van de verlichting, aan een vriend die veel over God sprak vroeg om God te bewijzen. Het antwoord was: “De Joden, Sire!”.

Maar laten we niet te ver afdwalen 🙂

Eén van de belangrijkste Christelijke leerstelligheden is dat Jezus de Zoon van God was. Als God een Zoon heeft, dan kan het niet anders dan dat God bestaat. Daarom ook doen zoveel mensen, zoals atheïsten maar ook molsims, zo hun best te ontkennen dat Jezus de Zoon van God is. Immers: is Jezus niet de Zoon van God, dan is er ook geen bewijs dat God (YHWH) bestaat. Althans, dan wordt het behoorlijk lastiger om dat te bewijzen,.. De Bijbel stelt immers zonneklaar dat God Zichzelf heeft geopenbaard, getoond aan de mensen, in Zijn Zoon, Christus Jezus (zie Johannes 1:14).

Als in India de mensen de ‘goden’ als rechtspersoon beschouwen omdat deze goden een ”maatschappelijke realiteit” zijn (en in India de juristen deze goden als rechtspersoon vertegenwoordigen zelfs!) hoe is het dan mogelijk dat er aan Jezus nog steeds getwijfeld wordt?

Het is historisch eenvoudig aan te tonen dat Jezus is geboren, heeft geleefd, is gestorven en opgestaan uit de dood. Dat is nooit eerder gebeurd, dat een mens is opgestaan uit de dood. Daarmee verklaarde Jezus, volgens de schriftgeleerde Paulus, God te zijn.

“Paulus, een dienstknecht van Jezus Christus, een geroepen apostel, afgezonderd tot het Evangelie van God, dat Hij tevoren beloofd had door Zijn profeten, in de heilige Schriften, ten aanzien van Zijn Zoon, Die wat het vlees betreft geboren is uit het geslacht van David. Wat de Geest van heiliging betreft, is Hij met kracht bewezen te zijn de Zoon van God, door Zijn opstanding uit de doden, namelijk Jezus Christus, onze Heere”
(Rom. 1:1-4, NBG).

Al zo’n 2.000 jaar is dit -eveneens- een maatschappelijke realiteit. Er zijn, wereldwijd, tientallen miljarden mensen geweest die dit hebben geloofd. En niet zonder reden. En ook vandaag zijn er nog zo’n 2 miljard mensen die belijden Christen te zijn. En waarom? Omdat er zoveel bronnen en getuigen zijn dat het niet vált te ontkennen. Voor de wet staat iets vast als er twéé getuigen zijn. Hier hebben we er veel meer, schriftelijke, onafhankelijke, bronnen die ons allemaal vertellen dat Jezus daadwerkelijk hier op aarde is geweest en is gestorven en opgestaan.

Er is dus, zoals gesteld, op alle vlakken keihard en zelfs “juridisch” bewijs voor het bestaan van Jezus én… daarmee ook het bestaan van God. Want Christus Jezus ís God “in het vlees” (een mensenlichaam) geopenbaard.

Print Friendly, PDF & Email