Serotonine en depressie. Een ontbrekend stofje in de hersenen?

Serotonine en depressie

Momenteel zijn veel behandelingen voor depressie gericht op het verhogen van de serotoninespiegels in de hersenen. Jarenlang hebben wetenschappers aangenomen dat depressie verband houdt met een chemische onbalans in de hersenen van patiënten. die het niveau en de werking van bepaalde neurotransmitters zoals serotonine beïnvloedt.

Wetenschappers hebben nu een onderzoek gepubliceerd waaruit volgens hen blijkt dat die aanname niet klopt.

The serotonin hypothesis of depression is still influential. We aimed to synthesise and evaluate evidence on whether depression is associated with lowered serotonin concentration or activity in a systematic umbrella review of the principal relevant areas of research. [..] The main areas of serotonin research provide no consistent evidence of there being an association between serotonin and depression, and no support for the hypothesis that depression is caused by lowered serotonin activity or concentrations.

Een andere conclusie was tevens dat de medicijnen vermoedelijk “werken” door het hoge placebo-effect (franstalig artikel).

Serotonine en depressie

De oorsprong van de theorie dat serotonine ‘een ontbrekend stofje’ in de hersenen was is al oud. En de conclusies die de wetenschappers doen, waarover veel media nu berichten, was ook al veel langer bekend:

“De meeste antidepressiva zijn erop gericht de hoeveelheid serotonine in de hersenen te verhogen. Toch heeft serotonine weinig of niets te maken met depressie. [..] Deze ‘serotoninehypothese’ gaat terug tot 1969. Onderzoekers vergeleken het hersenvocht van depressieve patiënten met dan van gezonde mensen, en stelden vast dat er minder van een afbraakproduct van serotonine in zat. Twee Russische wetenschappers opperden toen dat een gebrek aan serotonine depressie veroorzaakt.” (EOS)

De klassieke fout, mijns inziens: “Correlatie is géén causaliteit”. Inmiddels zijn we meer dan vijftig jaar later(!) en zijn massa’s mensen dus jarenlang met medicijnen behandeld die gewoon helemaal niets oplossen voor hen.

Eén van de meest bekende medicijnen, paroxetine, op dit gebied doet, net als veel andere medicijnen in de SSRI-groep, precies dat: het ‘reguleert’ de serotonine. De medicijnen hebben nogal wat bijwerkingen.

Vaak voorkomende bijwerkingen van paroxetine
  • Voedings- en eetproblemen: verminderde eetlust.
  • Mentale verschijnselen: slaperigheid, slapeloosheid, gapen en abnormale dromen (nachtmerries)
  • Duizeligheid en trillen.
  • Hoofdpijn.
  • Troebel zicht.
  • Maag- en darmproblemen: verstopping, diarree en overgeven.
  • Droge mond.
  • Zweten.

(Bron: Ziekenhuis.nl)

Dat is géén kattenpis! Je zadelt mensen op met medicatie die, kennelijk, helemaal niet doet wat het moet doen én een partij váák voorkomende bijwerkingen waar je U tegen zegt.

Serotonine en depressie (2)
(Afb. Robin Higgins via Pixabay)

Een ontbrekend stofje in de hersenen?

Ook bij andere problemen waarvan men dénkt dat de oorzaak in de hersenen ligt, zoals ADD en ADHD wordt vaak heftige medicatie voorgeschreven zoals Ritalin.

“Gebruikers kunnen hoofdpijn, buikpijn, duizeligheid, slapeloosheid, een te snelle pols, angstaanvallen en een onrustig gevoel krijgen. En bij grote doses kan de medicatie zelfs leiden tot psychoses en hartklachten.” (Medisch Contact)

Jonge kinderen krijgen dit spul zelfs al voorgeschreven. En dat terwijl ook hier er steeds meer geluiden zijn dat ADHD eigenlijk géén “ziekte” is veroorzaakt door “een ontbrekend stofje” die je op die manier niet moet behandelen. Maar liefst 85.000 mensen krijgen heftige medicatie voorgeschreven voor een ziekte die niet bestaat. Maar “suggereren dat de oorzaak van ADHD duidelijk in het brein of de genen zit, maakt het makkelijker om middelen te verkrijgen.” (Druk & Dwars).

Uit onderzoek (2016) bleek dat Ritalin de hersenen van kinderen ook blijvend verandert. Het verstoort de dopamine-huishouding, ook als het kind gestopt is met de medicijnen.

De Amerikaanse psychiater Ronald Pies, hoofdredacteur van Psychiatric Times, schreef in 2011 al “dat hij zich enorm boos maakt over de theorie van een ‘ontbrekend stofje in het brein’ als verklaring voor psychische problemen. [..] Specifieker zegt men dat er een onbalans is in de dopamine-, serotonine– of noradrenaline-huishouding van mensen met ongewenste eigenschappen, emoties of gedrag. [..] Patiënten krijgen deze verklaring bijvoorbeeld veelvuldig te horen van hun huisarts. Dat concludeerde de Nijmeegse arts Rhona Hoven-Eveleigh in haar proefschrift uit 2015 over ‘onterecht langdurig gebruik van antidepressiva’.”.

Met andere woorden: het is al minstens méér dan tien jaar bekend dat de verhalen over “een ontbrekend stofje in de hersenen” niet klopt. Het wordt tijd dat mensen met depressies, ADD, ADHD en een heel scala aan andere ziekten en verschijnselen, die nu vaak met dit soort medicatie wordt “opgelost”, eindelijk serieus worden genomen en niet met een pot pillen naar huis worden gestuurd!

Delen op: