Tandarts

Ik heb een hekel aan tandartsbezoek. Niet aan mijn eigen tandarts overigens, want dat is een aardige, kundige, man met begrip voor de patiënt. Mijn aversie tegen tandartsbezoek is in mijn jonge jaren ontstaan.

Als kind was ik overgeleverd aan een tandarts die klaarblijkelijk zijn hernia’s afreageerde op zijn patiënten. “Verdoven? Ben jij nou een vent of niet!“, hoppatee, boren! De laatste keer dat hij me dat flikte was toen ik op een ochtend controle had. Midden in m’n examenperiode ’s ochtends even langs de tandarts. Na een snel rondje langs m’n tanden en kiezen klonk het nors: “Gaatje, ik ga vullen, .. mond open!”. Mijn verweer dat ik over een uurtje examen had, mocht niet baten. Daar had hij geen boodschap aan. Zónder verdoving, uiteraard, werd er flink geboord en het examen heb ik gedaan met hevige napijn. Toen hij klaar was besloot ik: dit was de laatste keer bij die beul.

Aangezien ik gehoord had dat er vlakbij mijn woonplaats een andere, nieuwe, tandarts gevestigd was ben ik daar heen gegaan. Nu al meer dan 20 jaar geleden stapte ik daar voor het eerst binnen. Zo ook vanochtend. Helaas heb ik niet zo’n best gebit, en mankeert er nog wel eens wat aan. Maar in overleg wordt er een verdoving gegeven, er wordt rustig gewerkt en een half uurtje later is het leed weer geleden. Het enige wat ik nog voel is de verdoving!

Mijn kinderen en vrouw zijn ook bij dezelfde tandarts ingeschreven. En ik zie elke keer weer dat mijn beslissing toen een hele goede is geweest. Lachend gaan ze heen, zonder zich ook maar de geringste zorgen te maken, en vrolijk komen ze terug.

Het lijkt mij daarom op zijn plaats deze uiteindelijk toch positieve noot over ‘het tandartsengilde’ eens te plaatsen. En dan met name natuurlijk over “mijn eigen” tandarts.

Delen op: